Het alleen zijn was
in al die jaren
een begaanbare weg geworden,
een aanvaardbaar lot,
niet zelfverkozen,
maar ook nooit verfoeid.
Het uitzicht op de tweezaamheid
werd gaandeweg verborgen,
achter een dik gordijn
van negatieve denkbeelden.
Het doek schoof langzaam dicht.
Er was alleen nog maar een kier.
En toen …
Als dondersteen bij heldere hemel,
als de berg naar Mohammed,
schoof jij het doek weer open,
stond vier hoog voor mijn deur,
kwam spontaan mijn leven binnen
en liet mij ontdekken
dat jij geen plannen had om weg te gaan.
Je nodigde mij uit
voor vis met worteltjes,
gaf me mijn allereerste zoen
en liet mij de sprong wagen
die ons samen weg deed zweven
in elkaars geluk.
Vrij gedicht. Voorgedragen tijdens mijn presentatie als Stadsdichter op woensdag 13 februari 2019, tijdens het Cultureel Café, in ‘De Plantage’.