Wandelgedicht

Uit breuklijn gehakt gezicht kijkt mij aan, handen onder het gelaat
pakken mijn polsen en trekken mij mee de oudheid in, ik rol langs
treurige takken en vliegende vogels om in foetushouding voor een spiegel
te eindigen. Weer vliegen. Maar nu zonder hoogte, eerder de diepte in
van een andere dimensie. Ik kijk in gezichten die handen tonen
om te verbergen wat aan de oppervlakte drijft en wegdrijft richting
een kindertijd die opbolt onder kleurige verfklodders.

Ook jou herken ik hierin. Je loopt met me mee en ik zie je kijken naar een wand vol
lijsten die als pleisterplaatsen voor de ziel zijn. Ik verlies mijzelf erin en ruk me los
richting klei en sneden in de onderlaag die in spiegelbeeld, van links naar rechts
en van rechts naar links hun waarheid pas prijsgeven vanuit de diepte die doorwerkt in de oppervlakte. Dingen veranderen
van vorm ook al willen wij ze vaste grond onder de voeten schenken, het komt door onze blik
die verschuift: Dat we verschillen en in hokjes passen en toch tegelijkertijd zo naadloos in elkaar overgaan.

Voor een nachtzwart gezicht sta ik stil en drink de blik in haar ogen. Omhels oude dames
klauter in nachtblauw over een pad dat ontegenzeglijk achter ruggen eindigt.
Iets zegt mij dat wij zo staan, later aan de poorten: wachtend op het laatste oordeel
ik wil het goed en het goed wil mij gevonden hebben, om nog maar te zwijgen over jou
en mij. Hier lonkt het paradijs. Verdacht veel dieren met streelzachte donkerbruine vacht en
het paradijs in paradijselijke kleuren. Je wijst naar de olifanten. Ik knik, vergeven kunnen wij, dat weet ik
zeker, maar iets zegt mij dat wij net als zij niet zullen vergeten.

Je gezicht hangt hier nog. In 3D kijk je stoïcijns voor je uit. Zelfs mijn rondedansje maakt jou niet
meer aan het lachen. Nu ben ik terug bij af, terug in de oudheid. Ik zwaai je gedag. Alles wat geschapen is, zal weer
verdwijnen, zo gaat dat lief. En soms keert het weer terug. Tot zolang zal ik hier op dit schaduwplein zijn. Dat weet ik
zeker, het staat met Stip op nummer één.

 

© Joyce Willemse
Stadsdichter 2015-2016

JoyceWillemse_StadsdichterVeenendaal2_ZW_Rijnpost2Dit gedicht werd geschreven in opdracht van Beeldend Veenendaal voor tijdens de prijsuitreiking op 16 april 2016. Het gedicht is geïnspireerd op een wandeling langs alle deelnemende kunstwerken. Zodoende ontstond een nieuwe wereld die indirect geschapen werd door het beeldmateriaal dat er hing en stond. Alhoewel helaas niet alle kunstwerken een plek konden bemachtigen in dit gedicht, zal een deel van de deelnemers vast hun kunstwerken erin herkennen.