1.
Op deze avond vadert het woord aaneengeregen
klanken botsen tegen de tap
oe’s en aa’s en ie’s vormen torens
om in te schuilen, stompen op klompen of
paden die ontweken al dan niet betreden
worden. Een dichter lijdt.
Of leidt…
Een geleide meditatie, aaneengeregen kronkelende beelden,
opborrelende visioenen, daar… even… is het
zacht als roomboter buiten de koelkast,
aaibaar als eendenkuikens, scherp als de punt van mijn pas
geslepen potlood, of zwaar als de onzichtbare last op ieders schouders
daar… even… is het
het geluk, het begrip, de trance,
de troost, de waarheid.
Waarheid is rekbaar als elastiek,
dichters meestal niet.
2.
Wij zijn de nullen en de enen
van de koffers op de grond
van waaruit wij haken, breien, naaien,
alle woorden in het rond.
Een breisel van zinnen en strofes,
dat zit ons in de genen.
Wij ontwerpen haute couture voor de tere ziel.
Een proces dat nauwelijks valt te stoppen:
onze pen mint geen opkroppen.
Wij wachten op het juiste moment en draaien
dan langzaam aan het wiel.
Hup, daar klotst het en daar stroomt het.
Het is dweilen met de kranen open
tot aan je knieën zul je in de woorden lopen.
Ssst, daar is het.
Ssst, daar stroomt het.
© Joyce Willemse
Dit gedicht schreef de Stadsdichter voor de Poëzieavond van het eerste Cultureel Café van het jaar 2015/2016 op 9 september 2015. Het was een mooi avondvullend programma met dertien dichters uit Veenendaal (en omstreken) die elke twee gedichten voordroegen – nou ja, enkele wisten er zoals het een goed dichter betaamt, drie van te maken. Tijdens deze avond kreeg de Stadsdichter het eerste officiële ‘Stipje’* uitgereikt.
* Een keramisch kopje naar het hoofd van de in Veenendaal geboren dichter Kees Stip, gemaakt door de Veenendaalse kunstenares Hanneke Zwart, geïnspireerd op de kopjes die zij maakte voor de gevel van de Tricotage (aan de zijde van het Kees Stipplein) – in dit pand is ook Spectrum gevestigd (Muziekschool De Muzen en Volksuniversiteit Veenendaal).