Tijd (gedicht voor installatie stadsdichter / niet per se stadsdicht)

Met mijn handen grijp ik naar de wijzerplaat
mijn vingers om het koude metaal
met alle kracht verzet ik mij tegen de tijd
die zonder de strijd, ongestoord verder gaat.


Niet langer tikt het
tikt het
tikt het
tikt het door.


Ik stop de stroom van minuten in seconden
en al moet ik uren zo blijven staan
ik leng de dagen in mijn gevecht
creëer een rustplaats voor hen die vonden
dat ze werden opgewonden door de klok.


Men ontmoet elkaar op het plein
om naar de worsteling te kijken
in de tijd die ik hen heb willen geven
hadden ze overal behalve hier moeten zijn.


De wijzer wint het niet en begint te smeken
mijn handen vermoeid, nog even,
mijn laatste krachten tegen de tijd
Tot de scheuren zich vormen
En de tijd onder mijn gewicht begint te breken.


Het is gelukt, de tijd verslagen
we leven voor altijd in het heden.


En de zon begint zich af te vragen,
waarom deze strijd is gestreden
en gaat onder als al-tijd.