Om te schrijven over Veenendaal,
ruik ik graag aan de geuren
uit een turbulent verleden,
de lucht van wolfabrieken die
de draad kwijt waren,
het aroma van de Panter
die de sigaar was.
Om te dichten over Veenendaal,
kijk ik geboeid naar haar pracht en
bewonder het witte kerkje boven aan de markt,
beschouw de statige stenen aan de Kerkewijk,
weerspiegel in onze schitterende ode
aan de oude grachten.
Om te rijmen over Veenendaal
luister ik met aandacht naar de actualiteit,
van huishoudhulp tot parkeerbeleid.
Zijn wij nog tot een Gilbertjaar bereid?
N233 discussies over hoe het verkeer
het beste rond de Rondweg-Oost rijdt.
Maar hoeveel ik ook
ruik, kijk en luister,
zonder ‘hallo’ en ‘goedendag’,
de welgemeende glimlach,
een enthousiaste zwaai,
contacten door de jaren heen,
zou ik over deze fijne stad
helemaal niet
willen schrijven, dichten of rijmen.
Juist mijn verbondenheid met u
nodigt mij uit
mijn pen
met veel plezier
in Veenendaalse inkt te dopen.
(Voordragen tijdens mijn presentatie als Stadsdichter van Veenendaal 13 februari 2019 en gepubliceerd in de Rijnpost op 6 maart.)