Ik droomde dat ik door het duister sloop
Gewapend met wat watervaste stiften
Terwijl de regen van mijn poncho droop
De nacht als mantel voor mijn dichtersdriften
Voorzag ik schuttingen van een sonnet
En kladde haastig limericks in liften
Maar net toen ik mijn zinnen had gezet
Op bankjes in het park, werd ik gestoord:
‘Sta stil! Je bent erbij! In naam der wet!’
Ik moest naar het bureau en werd verhoord
Mijn smeekballade wist niks uit te richten
De celdeur sloot als dreunend slotakkoord
Mijn plan: ik vraag mijn celmaat bij te lichten
Terwijl ik in de muur een gat ga dichten!
Gedicht door Christiaan Abbing, als vrij werk ter gelegenheid van de Stadsdichtersverkiezing. Voorgedragen op 25 januari 2017.