Waarschijnlijk ben ik niets meer
dan een uitgehakte strijd, een knots
op fundament, vanzelfsprekender
dan ooit tevoren. Niemand vecht meer
voor mij. Behalve deze vuist.
Op de keper beschouwd is het geen knuist
voor geweld, het is gebalde strijd, geen vuist
om te vechten, maar een hand voor het woord
als wapen. Het wortelt nog immer in ons
hier in de grond ligt de oorsprong:
de strijd der rode dominee, de techniek, de kunst
van het roepen zonder woorden.
Zodoende sta ik hier met het kind van
de rekening op de armen achter mij
staat een muur van arbeid met gebalde
kracht als een wassende maan: groots
en onverbiddelijk manifest.
Uiterlijk ben ik teruggekeerd geroepen
door geel fluisterend lint in de wind
‘Kom terug, kom terug…’
mijn allerliefste kind alsof je nooit
bent weggeweest sluit ik je in
mijn armen, gewoon alsof
jij de mijne bent.
©Joyce Willemse
Stadsdichter Veenendaal 2015-2016
Dit gedicht schreef de Stadsdichter op aanvraag van hoofdredacteur Martin Brink van De Rijnpost, voor de hernieuwde onthulling op 1 december 2015 van het beeld ‘Betogende arbeiders’ – in de Veendaalse volksmond bekend als ‘De strijd van Talma’ of ‘Sociale strijd’. De kinderen van de inmiddels overleden kunstenaar (Marius van Beek) van het kunstwerk waren hierbij aanwezig.