Deze week (de 25e augustus) was het honderd jaar geleden dat Kees Stip in Veenendaal werd geboren. In Veenendaal en Sellingen (waar hij de laatste ruim twintig jaar woonde) wordt daar veel aandacht aan besteed. Ik wil in ieder geval wat gedichten over Kees Stip maken en dan het liefst ook een beetje in zijn stijl. Bijvoorbeeld over het gegeven dat in zijn dierenversjes meestal een plaatsnaam in de eerste regel stond, maar dat ik Veenendaal daar nooit ben tegengekomen (terwijl daar prima op te rijmen valt):
Op een dichter
Een Veenendaalse top-poëet,
die dieren in zijn dichtwerk deed,
beschreef met kennelijk plezier
de herkomstplaats van ieder dier.
Toch kwam – en ik las ze allemaal –
niet één zo’n beest uit Veenendaal.
Ik probeerde een dierenversje in de stijl van Kees Stip te schrijven. Dat viel nog niet mee. Deze gaat over de onlangs gevonden dode wolf. Daar zou Stip vast ook een (beter) versje over geschreven hebben:
Op een komkommer
Er lag een wolf bij Luttelgeest,
die weg was van weer terug geweest.
Het beest kwam uit een Germaans bos,
maar maakte hier de tongen los.
Haar geheim bleef slecht bewaard:
Zij bleek een komkommer met een staart.
Zo’n (ogenschijnlijk) simpel dierenvers valt nog niet mee en Stip schreef er honderden (misschien wel duizenden). Ik ‘herschreef’ zeven dierenversjes van Kees Stip en probeerde daar steeds een grapje of woordspeling in te stoppen. Wie de originelen (her)kent zal dit (hoop ik) een aardig gedicht vinden. Wie de originelen niet kent zal er weinig van begrijpen. Maar ja, dan moet je Kees Stip ook maar lezen!
Ode aan Kees Stip (Of eigenlijk: Aan zijn lezers)
Een vers waaraan u wat beleeft,
mits u Kees zelf gelezen heeft:
Bij Noordwijk zie ik een konijn,
zwemmend in een school tonijn.
Het diertje heeft een spraatgebret
en zwemt daardoor nogal voor get.
Bij Siddeburen hoort een bok,
die daar nogal de aandacht trok.
Hij rekende niet helemaal
op toeschouwers op deze schaal.
In ’s-Gravenhage woont een bij,
die steeds het goede antwoord zei.
Hij wist, als slimste van de klas,
dat alles is wat het ooit was.
In Woerden staat op het perron
één die Den Haag niet halen kon.
Hij is de trein daar uitgeschopt
door iemand die hem Trijntje Fopt.
In Cuyk maakt een kalkoen het boud.
Hij heeft zijn tas hier volgestouwd
en denkt daarmee – vermomd – wel even
de kerstdagen te overleven.
In Scheveningen, op het strand,
is een stel maden aangeland.
Germaanse maden zijn het niet.
’t Is made in China wat je ziet.
In Duivendrecht is er een geit
wel tot een meesterwerk bereid.
In ’t Frans is dan zo’n meesterwerk
als woordspeling zelfs ijzersterk.
Maar ’t sterkst wordt hier toch aangeStipt
Dat niemand aan de meester tipt.
In ‘de Rijnpost’ zag dat er zo uit: