(g)een genode gast

… na lang staren zag ik haar bewegen, tot aan mijn dromen toe
heeft zij mij achtervolgd. Ik heb haar zacht de richting van de deur
gewezen, maar ze wilde niet naar het verdwijnpunt toe, zoog de kleuren
van het doek, trok mijn ogen naar een vlek in de verte en
daar stond hij: robuust en helderblauw zoals ik hem gewend
was in mijn meest verborgen lades tussen opgedroogde schilderskwasten
lege tubes inkt en doeken die bezocht door tapijtkevers telkens meer
verval vertonen. Als het leven een gat is in oneindigheid, dan zijn mijn
lappen het bewijs dat gaten heel geleidelijk vallen. Zonder dat je het door
hebt, word je een holte in de tijd. Heeft de dood je achtergelaten
in een schilderij, of een standbeeld dat nooit buigen wil. Ook niet voor
liefde, of een kunstzinnig potje schilder-me-dan-als-je-kan-ik-ben-niet-
te-begrijpen. Dit doek is niet te zien, je hebt er geen vat op, het verschiet
van kleur of is in elke gast een andere gedachte, afhankelijk van hoe de zon zijn
inval doet, of de maan in licht baadt. Of hoe de koffie pruttelt thuis,
het in ons atelier waait, of stormt of woekert onder vergeten ezels,
stenen, stoffige nesten, brokken beton of stainless steel. De gast huist hier
dagelijks, al zien we hem liever pas naderhand: hij is onmisbaar welkom.
 

© Joyce Willemse
Stadsdichter 2015-2016

JoyceWillemse_StadsdichterVeenendaal2_ZW_Rijnpost2Stadsgedicht geschreven voor de opening van De Kunstroute 2016, voorgedragen in De Cultuurfabriek op 30 september 2016.