Transformatie

Een grote massa ijs dringt zich langzaam op.
Die stugge, trage reis is een heel karwei,
maar zeker niet voor nop. Na het vormen van een rug,
ontstaat er een vallei.

Dan trekt het ijs zich terug. Wat overblijft is zand
en het waaien van een wind die stuivend stof verzint
dat overal in het land een nieuw reliëf creëert
met plaats voor ven of meer.

En dat stilstaand water, zo wordt er wel beweerd,
leidt dan keer op keer tot kostbaar turf voor later,
als arbeiders op komen draven, om zacht en zompig veen,
op te diepen en uit te graven.

Wie komen daar bijeen?
Mensen die willen werken in landbouw en fabrieken,
bouwen een dorp met kerken, huizen, grachten, gras.
Een noest en nijver ras met zware dogmatieken.

Lang lijkt men daar wat ingedut,
dan dringt moderniteit zich op, zoals ooit die massa ijs.
Het dorp wordt daardoor opgeschud. Er verschijnt nu eigenwijs
naast de kerk ook een kroeg en eentje is nog niet genoeg.

De grachten worden grauw en grijs als weg geasfalteerd,
verstedelijking heeft een prijs, een tuin wordt vaker een balkon,
er wordt veel gepresteerd. Dan breekt het dorp uit haar cocon.
Ze is tot stad getransformeerd.

Gedicht over Veenendaal en Water. Jury-opdracht voor mijn presentatie als Stadsdichter, op 13 februari 2019, tijdens het Cultureel Café in ‘De Plantage’.

Dit bericht is geplaatst in Gedicht. Bookmark de permalink.