Stadsrampgedicht

Het pittoreske Veen zit finaal aan de grond
Geen winkel die nog draait, geen winkel meer bemand
De gemeentekoe is opgedroogd, staat met haar poten in de stront
Parkeergarages stromen langzaam vol met water
Ik zie maar een remedie: Veenendaal mot strand

Dus laat maar stromen uit de Grift
Gooi de dijken vrolijk open
Dat water is een ware Godsgift
Eindelijk iets waar we warm voor lopen

De raad buigt het hoofd over deze stille ramp
Zie ze kniezen, zie ze peinzen, zie ze mokken
Alle portefeuilles tot de bodem leeg, zo lopen ze tegen de lamp
Maar wacht, zou ‘n koopzondag wellicht de hersenloze koopverslaafde
naar de winkels lokken?

Laat maar stromen uit de Grift
Gooi de dijken vrolijk open
Dat water is een ware Godsgift
Eindelijk iets waar we warm voor lopen

Kijk, banken beleefden ooit hoogtijglorie
Alles ja en amen voor de economie
En de gemeente maar beknibbelen en snoeien
in ons hoogste goed: Cultuur
Ja, het was het geld… daarvoor gingen ze door de knie
En nu dus lik op stuk: voor Veense winkels sloeg het laatste uur.

Laat maar stromen uit de Grift
Gooi de dijken vrolijk open
Dat water is een ware Godsgift
Eindelijk iets waar we warm voor lopen

Maar er valt niets meer te redden
Moet je maar niet op het verkeerde paard wedden
Het enige wat ons nog rest is bidden
Tot wie, of tot welke hogere macht?
Dát laat ik in het midden.

 

© Joyce Willemse
Stadsdichter 2015-2016

JoyceWillemse_StadsdichterVeenendaal2_ZW_Rijnpost2Voordracht van dit Stadsgedicht vond op twee plekken plaats: op 20 april 2016 in het Calypso Theater te Wijk bij Duurstede en tijdens het Cultuurdebat op 11 mei 2016 in de Foyer van Theater De Lampegiet. Publiek is bij dit gedicht onmisbaar…