07 augustus 2013 (Munnikenhof, tien minuten)

Munnikenhof, tien minuten

Soms moet ik naar mijn moeder toe.
Roept zij mij? Ik weet niet hoe
ik die drang dan duiden moet.
Ik kom al moeder, het is goed.

Ik heb haar buren nooit gekend.
Toch groet ik ze. Als je er bent,
is dat het minste wat je doet.
Zo heeft zij mij wel opgevoed.

Ik weet dat zij niet op zal staan.
Haar vlees is lang tot stof vergaan.
Dat marmer is ook veel te zwaar.
Blijf liggen moeder, rust jij maar.

…..

Soms dróóm ik dat zij op zal staan,
‘Kom jongen, laten we maar gaan.’
Bij De Vendel drinken we een glas
en praten over hoe het was.

Ik zeg haar hoe het met mij gaat
en praat en praat en praat en praat.
Zij luistert. Zegt dan tot mijn schrik:
‘Je buik wordt wel een beetje dik.’

…..

Ik ben leraar, dichter in het Veen.
Ik speel mijn rollen, één voor één.
Ik ben opa, vader, echtgenoot:
ik blaas mij op, zo lijk ik groot.

Dát drijft mij naar mijn moeder toe!
’t Jachtig leven maakt me moe.
Van binnen voel ik mij soms klein,
dan wil ik bij mijn moeder zijn.

Op die meter voor haar graf
werp ik al mijn rollen af.
Ik dank je mama, het is fijn
hier tien minuten kind te zijn.

Stadsdichter3

 

In de Rijnpost zag het er zo uit:

munnikenhoftienminuten